Van vroege kunstgeschiedenis tot kunstenplan Ecodorp Boekel

Voor-christelijke tijd
Klassieke oudheid Klassieke oudheid
Joods Christelijke Joods Christelijke
Renaissance Renaissance
Verlichting
Romantiek Romantiek
Symbolisme, surrealisme en dadaïsme
L’Art pour L’Art
Tegencultuur
Community Art Community Art
Eco-design Eco-design
Conclusie Conclusie

Voor-christelijke tijd

In de voor-christelijke tijd was de natuur bezield. In de bergen, bossen en wouden woonden hogere wezens uit een andere wereld. De natuur beschikte over bovennatuurlijke krachten en in talloze verhalen werden de ervaringen met de natuur overgedragen. In veel oorsprong-verhalen wordt gesproken van een paradijselijke situatie waarin vrede heerste en het de mens aan niets ontbrak. De natuur werd met veel respect en ontzag benaderd. Men was zich ervan bewust dat de mens afhankelijk was van de natuur. Sommige schriftloze volkeren vonden al dat je iets terug moest geven aan de natuur wanneer je er iets aan had ontleend.

Klassieke oudheid

In de klassieke oudheid (8e eeuw v.Chr-476 n. Chr.) had men een tamelijk statisch beeld van de natuur die deel uitmaakte van wat men toen noemde de ‘kosmische orde’, het geheel van organismen dat als totaliteit in evenwicht is en waar elk onderdeel zijn eigen plaats inneemt. De kunstzinnige uitingen uit die tijd moesten voldoen aan een ideaalbeeld dat de werkelijkheid heel dicht naderde maar vooral op het innerlijk gericht was. Sommige kunstenaars waren in hun tijd zo beroemd dat er uitgebreid over werd geschreven. Van de meeste makers zijn de namen echter onbekend. Dat waren vakkundig opgeleide ambachtslieden die sculpturen, fresco’s en mozaïeken maakten. Beschilderde vazen en schalen vertonen een hoge kwaliteit en zelfs een eigen stijl.

Joods Christelijke

In de Joods Christelijke cultuur openbaarde zich een meer religieuze dimensie waarbij de wereld werd beschouwd als de voltooiing van Gods Rijk op aarde. Op de ontwikkeling van die wereld had de mens zelf geen invloed, alles was voorbestemd en eenieder kreeg een eigen rol toebedeeld in het geheel. Veel Bijbelse voorstellingen vinden we terug op de wanden van kerken en op altaarstukken. Alles stond in het teken van de verering van God en wie het gemaakt had deed eigenlijk niet ter zake. Hoewel enkele kunstenaars met naam en faam bekend waren (gebr. Van Eyk, gebr. Van Limburg, Hans Memling) werden veel kunstuitingen anoniem vervaardigd. Dit gold voor vrijwel de hele periode van de Middeleeuwen ( 476-1450).

Renaissance

In de periode die wij de Renaissance noemen, tussen de 15e en 17e eeuw zien we een opbloei van de cultuur van de klassieke oudheid. De intellectuele elite onttrekt zich dan steeds meer aan de invloed van het Christendom. Er is sprake van een steeds verder uitdijende vorm van secularisatie. De mens wordt bewust van zichzelf en zijn blik is niet meer alleen gericht naar boven maar naar de omgeving. In de schilderkunst komt het landschap als beeld steeds vaker voor. Vragen over de plaats van het individu in de samenleving kwamen centraal te staan. Het streven naar bezit en het genieten van het leven werden toonaangevende waarden. Het pessimistische mensbeeld uit de Middeleeuwen waarin de mens zondig was en afhankelijk van Gods genade werd volledig naar de achtergrond verdrongen. Zelfontwikkeling en zelfbeschikking kwam daarvoor in de plaats. De verering van het individu was geheel nieuw en kwam tot volle wasdom in de reputatie van geniale kunstenaars als Michelangelo, Rafael en Leonardo da Vinci. De aandacht voor het hier en nu kwam ook tot uitdrukking in een toenemend realisme in de beeldende kunst.

Hoewel religieuze thema’s nog steeds belangrijk bleven kregen nu ook wereldlijke onderwerpen de aandacht van kunstenaars naast de uitbeelding van aan de oudheid ontleende mythologische verhalen. Bijzonder voor deze tijd is het kunstenaarsmecenaat. Rijke religieuze instellingen, vorsten en burgers bonden getalenteerde kunstenaars aan zich door hen financieel en sociaal te ondersteunen in ruil voor werk. De portretkunst komt op, later gevolgd door taferelen uit het dagelijks leven. De kunstenaar krijgt een naam en ontwikkelt een eigen en herkenbare stijl van werken.

Verlichting

De 18e eeuw stond in het teken van de Verlichting. De cultureel-filosofische stroming gebaseerd op de rede die zich uitsluitend richt op feiten. Feiten op basis van eigen waarnemingen, de basis van elke wetenschap, werden belangrijker dan de goddelijke idee waar tot dan toe alles aan opgehangen werd. De wetenschap ontwikkelde zich vooral op het gebied van de natuur- en sterrenkunde. Er werden baanbrekende ontdekkingen gedaan. Zo werd de aarde niet langer als het centrum van de kosmos beschouwd maar de zon. De natuur was niet langer door God geschapen maar het resultaat van mechanische processen en systemen. Er kwam steeds meer nadruk te liggen op de wetenschappelijke methode om alles in onze wereld zoveel mogelijk te benoemen vanuit natuurlijke wetmatigheden. Religieuze, wetenschappelijke en artistieke benaderingswijzen kwamen steeds meer los van elkaar te staan.

De natuurwetenschappen verzelfstandigen zich ten opzichte van de theologische opvattingen. De mens was in staat zelf vorm te geven aan de omgeving, zowel aan de natuur als aan de samenleving. Nieuwe fenomenen als landinrichting, waterbeheer, industrialisatie en  verstedelijking bepaalden het landschap en de woon- en werkomgeving.

Wetenschap en techniek vinden elkaar en gaven richting aan de ontwikkeling van onze westerse wereld. Het rationele denken liet weinig ruimte voor emotie en gevoel. Door de analytisch wetenschappelijke benadering was de meer spirituele dimensie uit onder andere de beleving van de natuur grotendeels verdwenen.

Romantiek

Eind 18e eeuw kwam er een tegenbeweging op gang.
Was door het rationele denken de wereld van het stoffelijke losgeweekt van de wereld van het geestelijke, tijdens de Romantiek keerde de mystieke dimensie weer terug. De natuur werd weer de plaats waar de ontmoeting met het Goddelijke plaats kon vinden. De natuur werd beschouwd als een allesomvattend geheel met zowel een fysisch organische als spirituele component. De natuur was de bron van alle leven en moest als zodanig gekoesterd worden. In deze romantische levensbeschouwing stond ook de mens als individu centraal, het eigene en authentieke speelde vanaf dat moment een bepalende rol in met name de beeldende kunst. De kunstenaars nemen afstand van de strakke academische regels en voorschriften waardoor er ruimte ontstaat om hun eigen individuele gevoel of stemming in het werk tot uitdrukking te brengen. De kunstenaar kiest vanaf dat moment zijn eigen onderwerpen en zijn eigen manier van verbeelden.

Symbolisme, surrealisme en dadaïsme

In de tweede helft van de 19e eeuw komt er door nieuwe ontdekkingen in de natuurwetenschappen  weer meer aandacht voor de fysische processen die zich in de natuur afspelen. Darwin toonde aan dat het ontstaan van soorten het toevallige resultaat was van natuurlijke oorzaken waarbij vooral het recht van de sterkste gold. In het verlengde van die bevinding ligt de gedachte dat de mens vooral verklaarbaar moest worden vanuit fysische en chemische processen en dat de natuur voornamelijk gezien moest worden als een bron van grondstoffen voor de industrie. Het is niet verwonderlijk dat juist in die tijd begrippen als ecologie (Hackel 1866), ecosysteem en voedselketen hun intrede doen. Die richten zich op de relaties tussen organismen en hun omgeving en tussen organismen onderling.

Het idee dat ook de mens deel uitmaakt van een groter samenhangend geheel leidt ook tot nieuwe ethisch filosofische beschouwingen met betrekking tot de natuur. Er ontstaat een toenemend gevoel van verantwoordelijkheid voor andere levende wezens, flora en fauna. Het besef ontstaat dat ook de mens schade kan berokkenen aan de natuur hetgeen leidt tot de eerste vormen van natuurbescherming en natuurbeheer. Aanvankelijk richt zich dat op het behoud van natuurschoon later wordt de nadruk gelegd op soortbehoud en het in stand houden van habitats en ecosystemen. Eind 20e eeuw komt daar het streven naar een optimale biodiversiteit nog bij. Dit komt voort uit het basisidee van de instrumentele waarde van natuur, dat potentieel natuurlijke hulpbronnen veilig gesteld moeten worden. Maar ook de intrinsieke  waarde, het behoud van de volledigheid en oorspronkelijkheid van het ecosysteem als zodanig, wordt een doel op zichzelf.

In feite ontstaat er een tweeledige ontwikkeling waarin onder invloed van natuurwetenschappelijke ontdekkingen de natuur verklaard kan worden vanuit organistische en systeemtheoretische uitgangspunten met daaraan een parallelle ontwikkeling waarin er een tegenbeweging op gang komt waarin de meer mystieke kant van de natuur zich openbaart. Aan het begin van 20e eeuw staan de ordenende principes van de biologie weer centraal met als gevolg dat vooral kunstenaars en filosofen hun aandacht toespitsen op anti-rationalistische sentimenten. Dat wordt weerspiegeld in kunststromingen als het symbolisme, surrealisme en dadaïsme.

L’Art pour L’Art

In economisch opzicht gaat de 20e eeuw de geschiedenis in als de eeuw van de techniek. Nieuwe technische vindingen gaven een boost aan de ontwikkeling van de economie. Opmerkelijk is dat dan de aandacht voor de natuur en het landschap dan voor lange tijd uit de kunst verdwijnt om pas weer in de tweede helft van 20e eeuw terug te keren.

Met het voortschrijden van de techno-industriële samenleving ontwikkelt zich ook het object van de kunst en de inhoud van het kunstenaarschap. Door de toenemende individualisering vanaf de Renaissance, culminerend in een cruciale fase in de ontwikkeling van het kunstenaarschap ten tijde van de Romantiek, komt de kunst steeds losser te staan van de omgeving. Die maakt daardoor een geheel eigen en op zichzelf georiënteerde ontwikkeling door, uitgedrukt in L’Art pour L’Art (kunst om de kunst). Dit Kunst om de Kunst idee is met de opkomst van het modernisme in de 20e eeuw uitgegroeid tot een complex stelsel van stijlen, stromingen en individuele opvattingen die elkaar in hoog tempo opvolgen. In de conceptuele kunst  die zo gezichtsbepalend is geweest voor de tweede helft van de 20e eeuw, ging het uiteindelijk alleen nog maar om het idee van de kunstenaar. Een concreet werk was niet eens meer nodig. Een groot deel van het publiek kon die snelle ontwikkelingen in de kunst niet meer bijbenen. De afstand tussen kunst en samenleving werd alsmaar groter.

Tegencultuur

Met de opkomst van de Tegencultuur vanaf de zestiger jaren komt er een breed maatschappelijk verzet tegen het kritiekloos volgen van de consumptiemaatschappij en tegen het ideaalbeeld dat er sprake kon zijn van een eeuwig durende vooruitgang. De consumptiemaatschappij liet zijn schaduwkanten zien in blind winstbejag, milieuverontreiniging en verspilling.

Men gaat op zoek naar alternatieve levensstijlen en er komt weer meer ruimte voor mystieke en utopische denkbeelden. Kunstenaars heroriënteren zich op hun rol en betekenis voor de samenleving.

Community Art

De dreigende ecologische crisis leidt in de jaren 80 tot nieuwe (milieu-)filosofische inzichten die zich specifiek richten op verbanden tussen milieuproblematiek en zaken als wetenschap en technologie en de ethische waarden en normen die daarbij in het geding zijn. Door excessen in landbouw en veeteelt, het ongereguleerd kappen van bossen en de milieuvervuiling ten gevolge van de consumptie maatschappij komt de natuur verder onder druk te staan. Mede onder invloed van dit gegeven doen zich aan het eind van de 20e eeuw ontwikkelingen voor waarin kunstenaars, filosofen en milieuwetenschappers gezamenlijk optrekken om het tij te keren.

De vrijheden die kunstenaars zich kunnen permitteren in de keuze van hun eigen object in het maken van kunst leiden onder andere tot tal van projecten waarin de kunstenaar natuur en milieu centraal stellen. Bestaande opvattingen over de rol en betekenis van de kunst en kunstenaar voor de samenleving worden van een nieuwe inhoud voorzien.

De maatschappelijke context wordt belangrijker. Kunstenaars zetten hun creatieve vermogen in voor duurzaamheidsvraagstukken, het bevragen van politiek bestuurlijke systemen, het ontwikkelen van innoverende stedenbouwkundige concepten, de vormgeving van de openbare ruimte of de inrichting van het landschap. Anderen interveniëren, onder de noemer van Community Art, in menselijke relaties en sociaal culturele processen in wijken en buurten. Zij dragen bij aan de sociale cohesie binnen een gemeenschap, aan de leefbaarheid van een woon- of werkomgeving, of aan de vormgeving van een milieuvriendelijke en op duurzaamheid gerichte woonomgeving.

De aandacht voor duurzaamheidsvraagstukken begint al eind jaren vijftig maar komt pas enkele decennia later tot volle ontplooiing.

In eerste instantie gebruiken de kunstenaars natuur en landschap als inspiratiebron voor hun eigen  inzichten als maker van autonome kunst. Robert Smithson ’s Spiral Jetty 1970, een spiraal vormige pier opgebouwd uit rotsblokken en zoutkristallen maakt het landschap tot een geometrische vorm. Marinus Boezem plant in 1987 met 178 Italiaanse populieren de zuilenstructuur van de kathedraal van Reims in het open landschap van Flevoland en spaart de grondvorm van de kathedraal uit in het naastgelegen cultuurbos, dit alles naar een ontwerp uit 1978. Deze en tal van andere land-art projecten richten zich vooral op de ontwikkeling van de kunstwereld zelf.

Spoedig daarna evolueert de aandacht van de kunstenaar voor de natuur zich tot het signaleren van problemen. Joseph Beuys plantte 7000 eiken tijdens de Documenta in Kassel 1982 om de stad groener te maken en om een voorbeeld te stellen. Nicolas Garcia Uriburu kleurt in 1968 de Canal Grande in Venetië groen met biologisch onschadelijke pigment en herhaalt dit soort projecten nog talloze malen over de hele wereld. Als protest tegen de vervuiling. Ondanks de goede bedoelingen bleef het bij het afgeven van een waarschuwend signaal. In de praktijk veranderde er weinig.

In de jaren 90 komt daar verandering in. Kunstenaars gaan actief meedenken over de manier waarop problemen met betrekking tot milieu, voedsel, misbruik van grondstoffen, verloedering van het landschap en wat al niet meer, opgelost kunnen worden.

Eco-design

Niet alleen beeldend kunstenaars maar ook architecten, theatermakers, en designers laten vergelijkbare ambities zien. In tijden dat kunstenaars hun aandachtsgebieden verruimen is de kans groot dat andere domeinen worden bereikt. We zien dan dat de grenzen tussen de beeldende kunst en het meer functioneel gerichte productdesign vervagen. Tegelijkertijd dringen kunstenaars vanuit hun eigen creativiteit het domein van de innoverende wetenschappen binnen. Eco-design en Bio-design worden als kunstvorm steeds breder geaccepteerd.
Een recente publicatie Ecovention Europe van de Amerikaanse curator Sue Spaid uit 2017 geeft een overzicht van alle artistieke eco-gerelateerde projecten die tussen 1958 en 2017 in West –Europa hebben plaatsgevonden. Zij deelt de projecten in een negental grove categorieën in. We noemden al eerder de activistische kunstenaars die waarschuwende signalen af willen geven. Anderen richten zich meer op het concreet tot leven brengen van troosteloze en door iedereen opgegeven restruimtes in stedelijke gebieden. Ook zij willen door middel van een artistieke benadering de mening over deze gebieden en de blik van de doorsnee ambtenaar en burger ombuigen.

Weer anderen bouwen hun atelier om tot bio-laboratoria waar experimenten gedaan kunnen worden ten behoeve van de uitbreiding van de biodiversiteit. Een belangrijke groep richt zich op landwinning en bodemherstelactiviteiten waarbij nieuwe strategieën worden uitgeprobeerd om water te zuiveren en grond te verbeteren waardoor vanzelf ook de luchtkwaliteit verbetert. Anderen focussen zich op de bestaande ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen. Vervuiling is immers nooit gelijk verdeeld. Dat geldt ook voor toegang tot informatie, gebruik van groene ruimte, gebruik van efficiënt openbaar vervoer en de mogelijkheid om de eigen omgeving naar eigen inzicht in te richten. Kunstenaars richten zich op innovaties in voedsel productie en de laatste jaren staat vooral klimaatverandering centraal.
Het voert te ver om in de beschrijving van al die ideeën en invalshoeken volledig te zijn. Daarvoor is het aantal te omvangrijk en zijn de nuances tussen de verschillende projecten te groot. Vast staat dat het merendeel van deze projecten terug te leiden zijn naar de 17 SDG’s zoals die door Ecodorp Boekel in navolging van de VN, als vertrekpunt van hun activiteiten worden gehanteerd.

Conclusie

Deze uitgebreide historische verkenning toont aan dat het kunstenaarschap door de eeuwen heen steeds weer van aard is veranderd. Elke tijd kent zijn eigen object van aandacht en in onze moderne tijd is het object van kunst in belangrijke mate uitgebreid naar het helpen oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken.

Het ideële karakter van deze vormen van hedendaagse kunst sluit nauw aan bij de ambities en uitgangspunten van Ecodorp Boekel. Kunst, natuur en milieu zijn verbonden met  ethische, esthetische en filosofische inzichten die moeten vechten om aandacht. Zij vertegenwoordigen de kwetsbare waarden in onze samenleving en ondervinden gewoonlijk weinig waardering omdat ze in economische zin nauwelijks van belang worden geacht. Dat het hier om heel andere waarden gaat blijkt uit de toelichting van Jeroen Doorenweerd op zijn ontwerp van de boomhut:

‘’Het idee van duurzame schilderkunst, gecombineerd met duurzame architectuur boeit me momenteel, het idee van relaties door de tijd en ruimte heen, naar vroeger, naar nu en naar de toekomst. Het werk staat in relatie met oude schilderkunst en bouwkunst door zijn materiaal en techniek. De beeldtaal lijkt vroeg modernistisch maar ook Luis Baragán en Helio Oiticica zijn in dit spel betrokken en Robert Ryman en Agnes Martin. Het is de utopie van de ultieme vrijheid van de kunstenaar. Het staat letterlijk naast de utopie van het ecodorp. Tegenover de verpletterend dystopische ecologische, politieke en sociale ontwikkelingen wordt hier hands on gewerkt om alles anders te doen. Experimenten met samen werken, alternatieve sociale verbanden, democratische beslissingsstructuren, ecologische bouwmethoden en voedsel verbouwen. Niet als principieel dogma maar als praxis, uitproberen en laten zien dat het kan. Utopie in de praktijk, dit is onze ‘common ground’ ’’.

Om de bundeling van krachten vorm en inhoud te geven is een kunstenplan toegevoegd aan de opzet van Ecodorp. Ecodorp wil kunstenaars blijvend betrekken bij het realiseren van de doelstellingen. In eerste instantie zullen kunstenaars ingezet worden bij de praktische inrichting van het gebied en later is de AiR beschikbaar om kunstenaars in de gelegenheid te stellen zich in alle rust aan hun werk te wijden. Voor het publiek zijn de beide door kunstenaars ontworpen boomhutten en het Belevingsbos van belang. Op de lange termijn volgen dan nog twee toegangspoorten.

Eén reactie

  1. Pingback:Artists in Residence - GEN-NL

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.